Uit “Slik gerust een krijtje in”

Aventurijn.

Sebastiaan, Arthur en Guus gaan elke dag naar school.

“Nee,” zei de leerplichtambtenaar, “dat gaan ze niet.”

“Jawel hoor,” zei hun vader, “ze gaan naar Aventurijn.”

“Toch krijgt u een boete.”

“Waarom?”

“Omdat Aventurijn geen school is.”

“Wie zegt dat?”

“Ik. De inspecteur van het basisonderwijs heeft het onderzocht. En Aventurijn voldoet niet aan alle eisen.”

Een tijdje na dit gesprek moest de vader van Sebastiaan, Arthur en Guus bij de rechter komen. Dat was spannend – maar de zitting was nog maar net begonnen, of de rechter zei al: “De inspecteur en de leerplichtambtenaar hebben ongelijk. Geen boete. Sebastiaan, Arthur en Guus ontduiken de leerplichtwet niet. En dat van die eisen klopt ook niet helemaal.”

De inspecteur moest het toegeven: “Aventurijn is een school.”

Klopt. Maar wel een totaal andere dan de rest van de basisscholen uit dit boek. Ten eerste omdat het een particuliere school is. Een privé-school. Daarvan zijn er maar ongeveer twintig in Nederland. Een privé-school wordt door de ouders betaald – en niet door het rijk. Op Aventurijn is dat voor één kind 550 euro per maand. Alleen: niet iedereen heeft dat geld. En er zitten ook nog maar negen kinderen op de hele school. Daarom krijgen de juffen voorlopig geen salaris. Misschien later. Een heel klein beetje.

Het tweede grote verschil met andere scholen is de manier waarop de juffen en de kinderen werken. Juffen? Zo heten ze hier niet. Begeleidsters zijn het. Gewoon Hanneke en Hagar. Op Aventurijn maken de volwassenen geen roosters en staan ze niet voortdurend met een krijtje in hun hand. “Ga je aan een baby kruiponderwijs geven?” vragen ze. “Bestaan er loopscholen? Les één: zet je voet hier. Les twee: zet je andere voet daar? Nee, dat is onzin. Kleine kinderen leren dat vanzelf. En wij vinden dat grote kinderen net zo goed kunnen beslissen wat ze moeten leren.”

Hoe gaat dat dan op Aventurijn?

Arthur vertelt: “We beginnen met de ochtendkring, allemaal samen. Daarna ga je doen wat je wilt. Als je zin hebt in boompje klimmen, ga je boompje klimmen. Als je zin hebt in schrijven, ga je schrijven. En als je dat doet omdat je het graag wilt, onthoud je het meteen. Op een gewone school doe je iets duizend keer, en dan vergeet je het net zo vaak.”

Zijn klasgenoot Pepijn vond het leren op de vorige school niet fijn. “Mijn hoofd is net een trechter,” zegt hij, “maar op die school raakte hij verstopt.” En Sebastiaan kon vroeger echt niet lezen. Maar na een half jaar op Aventurijn besloot hij dat hij het wilde leren. Het lukte binnen een week.

Waarom? Misschien omdat hij het Hanneke en de anderen zag doen. Omdat hij het nodig had voor iets waarin hij geïnteresseerd was geraakt. Omdat de leeshoek er zo fijn uitzag. Of omdat hij merkte dat hij niet hoefde te lezen als hij er echt geen zin in had. Misschien vanwege alles tegelijk …

Een heel andere school dus. Toch staan er in Aventurijn wel tafeltjes. Een paar. In een soort stilte-kamertje. Daar hangt ook een mini-schoolbord. Er staan moeilijke rekensommen op. Met een vraag erboven: Wie durft?

Niemand blijkbaar. Alle antwoorden ontbreken nog, maar als Arthur komt zeggen dat hij het niet leuk vindt dat zijn vriend Jente ziek is, schrijft hij ondertussen een antwoord bij een som. Van links naar rechts, niet andersom, zoals de meeste kinderen leren bij cijfersommen. Hanneke zegt er niks van. Waarom zou ze ook? Het antwoord is goed en Arthur is alweer weg. Hij gaat buiten bruggen bouwen, met oude stukjes marmersteen.

Er werkt een beeldhouwer op het terrein. De kinderen mogen altijd naar zijn gebeitel komen kijken. Er is ook een architect. En binnenkort gaan er nog meer kunstenaars aan het werk rondom de school. De kinderen die zin hebben, doen met hen mee.
Buiten het gebouw is erg veel groen. Aventurijn heeft een eigen weiland, een stukje land dat “de woestijn” wordt genoemd, een moestuin, veel zand en water, een vuurkorf, er zijn konijnen- en kippenhokken, klimbomen, geheime hutten en, zoals Arthur zegt: “onderstruikse gangen.” Wie er wil spelen, mag dat doen. Desnoods de hele dag.

Tussen de middag eet iedereen samen, groot en klein. Nina heeft lasagne gekookt. Dat heeft ze gisteren bedacht, de boodschappen zijn gedaan en samen met Hagar heeft ze het recept op het pak gevolgd. Als het op is, begint de speurtocht. Hanneke heeft hem gemaakt. Op een plattegrond staat waar de briefjes liggen met opdrachten. En opeens is er een verstopte rekenles. Op welke dag valt 22 juni? Wat is de oppervlakte van onze aanhangwagen? Dat zijn een paar van de vragen die Hanneke bedacht heeft. Alle hersens kraken en het einddoel wordt bereikt. Precies op tijd. Morgen is er weer een speurtocht, maar die is gemaakt door Sebastiaan en Pepijn – er zijn er twee hier op school. Op de computer. Voor Guus, de jongste, hebben ze aparte vragen geschreven. En ook een paar voor de begeleiders.

Spelen zij altijd mee?

“Alleen als de kinderen dat willen,” zegt Hanneke. “En verder houden we in de gaten wat de kinderen doen. We maken elke dag een verslagje. En we zorgen dat er veel spannende dingen gebeuren op school. Dat er steeds nieuwe plannen zijn, Avontuurlijk onderwijs. En of de kinderen dat avontuur dan willen aangaan – ja, dat hangt van henzelf af.”

Maar hoe gaat dat dan als Sebastiaan twaalf is? Dan moet hij toch van school af? Naar de HAVO, of het VBO?

“Nou,” zegt Hanneke, “misschien. Maar we willen hier ook een middelbare school oprichten. Eentje van onszelf.”

Het is niet de enige vraag die mensen stellen als ze over Aventurijn horen. Het lijkt ons zo weinig wat jullie doen, zeggen ze ook, leren de kinderen wel genoeg? “Ze leren anders,” zegt Hanneke dan, “andere dingen, en op andere momenten. Soms is het meer, soms is het misschien minder dan wat kinderen op de basisschool leren. Maar ze onthouden het wel beter. Normaal doe je lesje na lesje. Maar kinderen snappen niet goed wat dat met het echte leven te maken heeft. Wij proberen elke dag van het echte leven te leren.”

Dat er veel leven is op Aventurijn, is wel duidelijk. Willen de jongens naar een camerafabriek? Dan organiseert Hanneke dat. Moet er een boom omgezaagd worden? De kinderen doet het zelf, samen met een vader, en van de stam maken ze meteen een paar stoere oerhamers. Heeft er iemand zin in Engels, dan wordt er Engelstalig bezoek gevraagd.

De schooldag is voorbij, en er wordt opgeruimd. Het lijkt wel een speeldag, maar spelen is werken. Dat zeggen de begeleidsters en Arthur is het er mee eens. “Op mijn oude school heb ik maar één keer in de pauze met mijn lievelingsspeelgoed mogen spelen. En dat was dan nog eigenlijk mijn op-één-na-lievelingsspeelgoed. Hier kan ik altijd doen wat me interesseert.”

Is er dan niets wat hij mist?

“Ja,” zegt hij, “meer vrienden.”

Negen kinderen is wel erg weinig – dat vindt iedereen op school. Maar ja, Aventurijn is pas twee jaar oud. En het is hier wel erg anders dan op de scholen in de rest van Nederland. Geen rapporten met cijfers, geen vaste grammaticales – en dan zo’n piepklein schoolbordje met onopgeloste sommen. Onopgelost? Nee, aan het eind van de dag blijkt overal een goed antwoord te staan. Er durfde dus toch iemand. Wie? Dat staat er niet bij. Maar één ding is zeker: het was iemand die er zin in had.

Dit stuk is afkomstig uit het boek SLIK GERUST EEN KRIJTJE IN – Alles over de basisschool, een boek dat in het najaar van 2002 door uitgeverij Querido uitgegeven zal worden. Het boek is bedoeld voor kinderen en gaat over basisscholen. Het is geschreven door Edward van de Vendel. Edward was een dag op Aventurijn. Hij vertelde over het schrijven van boeken en liet ons zijn Zilveren Griffel zien In het hoofdstuk over de leerplicht zal dit stukje over Aventurijn worden opgenomen.

Slik gerust een krijtje in – alles over de basisschool.
isbn 90 451 0131 9
prijs 12,95

Wil je meer weten over Edward van de Vendel: www.geocities.com/eenanderadresje/EDWARD

Posted in: Publiciteit.
Tagged: .

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *