Willen en moeten

Een steeds terugkomende vraag bij begeleiders en kinderen is de grens tussen willen en moeten.
Kan een kind altijd aangeven of het iets wil? Vaak is het zo dat als je een kind over een drempeltje heen helpt het erg geniet. Betekent dat dat “moeten” soms niet zo erg is? Hoe ga je daarmee om op een school waar kinderen zelf kunnen kiezen en dus ook “nee” mogen zeggen?

Het uitgangspunt is wat mij betreft dat een kind leert zelf keuzes te maken voor activiteiten en bezigheden. Dat is een basisrecht van ieder mens. Daarnaast is het zo dat als een kind voor een activiteit kiest uit eigen innerlijke motivatie, de betrokkenheid groot zal zijn. Daardoor zal het ook veel oppikken van de activiteit. Een optimale situatie dus.

Nu zijn er echter een heleboel omstandigheden die kunnen maken dat een kind een activiteit die waardevol voor hem kan zijn afwijst. Het kan natuurlijk dat het een activiteit écht niet wil. Er zijn echter ook andere redenen waarom een kind een activiteit afwijst. Een paar voorbeelden:
 
Beeldend
Het kan zijn dat een kind moeite heeft met een verbale of schriftelijke manier van vragen. Het creëert een ander beeld bij een activiteit dan de aanbieder voor ogen heeft. Zo herinner ik mij een jongen die niet mee wilde naar het bos toen dat in de groep ( verbaal) gevraagd werd. Gezien de interesses van de jongen verbaasde mij dat. Ik nam hem even apart en probeerde zo exact en beeldend mogelijk uit te leggen wat er in het bos ging gebeuren: “We gaan eerst een stukje lopen, dan komen we bij een open plek.

Daar is een heuvel, kan je een hut bouwen van takken en we gaan spelletjes doen.” Dit maakte dat hij zich een completer beeld van de excursie kon vormen en toch mee wilde. Zijn eerste associatie met “bos” was een saaie wandeling. Soms helpt het om plaatjes of voorbeelden te laten zien van dat wat er gedaan wordt. Soms is er een afspraak dat je even komt kijken en dan kiest. Dit hangt echter van de groep, de activiteit, de leeftijd en het kind af.
 
Tijdsbesef
Sommige kinderen leven in het hier en nu. Vooral als het gaat om activiteiten die op een wat langere termijn worden gepland gaat het dan wel eens mis. Het kind geeft aan graag mee te willen doen, omdat het op het moment dat het gevraagd wordt er zin in heeft. Als het dan eenmaal een week verder is, de gastspreker of excursie is geregeld, dan is het met héél andere dingen bezig en kan er verzet zijn. “Nu wil ik niet meer”.

Wat ons betreft is het daarom zo dat de afspraken worden opgeschreven en het kind dan ook écht mee moet doen. Andere mensen hebben erop gerekend en er energie in gestoken. Daarmee leert het kind de gevolgen te dragen van zijn keuzes op een natuurlijke wijze. Sommige kinderen schrijven zich daarna even niet meer in voor activiteiten, tot zij in staat zijn op langere termijn te plannen en de consequenties te dragen. Soms ook geven zij van te voren aan dat zij graag op de dag zelf bepalen of zij meedoen.


Ook kan het zijn dat we het OK vinden om voor een keertje verstek te laten gaan, met de mededeling dat we hem de volgende keer houden aan zijn afspraak. Het heeft dan aan den lijve ervaren wat het betekent om een afspraak te maken. Voor weer andere kinderen is het lastig om begrip van de tijd te hebben. Vandaar dat we activiteiten of afspraken van te voren regelmatig melden en er een bord is waar activiteiten staan opgeschreven.
 
Vanzelfsprekend
Naast het willen en het moeten is er ook nog zoiets als “vanzelfsprekendheid”. Sommige dingen zijn er gewoon net als thuis; daar hoef je niet altijd maar over te bedenken of je dat wel wilt; tanden poetsen, aankleden, samen eten, opruimen etc. Die zijn er op school ook. Op Aventurijn zijn dat bijvoorbeeld de kringen. Hoe jonger de kinderen hoe meer je hen meeneemt in een bepaalde stroom die er is. Door het kind constant te vragen wat het wil, trek je het heel erg naar het verstandelijke/verbale stuk.

Kleuters spelen bijvoorbeeld de hele dag en haken aan bij dat wat zij zien; zij kiezen op het moment wat zij doen zonder steeds heel bewust de keuze te maken, zij gaan mee in de stroom. Het aanbod aan hen gaat dan ook meestal door voorbeeldgedrag: de begeleider gaat broodjes bakken, kleien, vilten etc. Kinderen kunnen op deze manier heel natuurlijk inhaken zonder bewust/verbaal te hoeven kiezen. Er is dus heel duidelijk een onderscheid ook in leeftijd hoe je omgaat met de vrije keuze van het kind: bij een kleuter is dat anders dan bij een tiener.
 
Individuele verschillen
In feite komt het bij het “moeten” en “willen” ook weer neer op het individuele kind. Wat zijn de behoeften en (nonverbale) vragen van het kind? Voor de één is dat zo weinig mogelijk sturing, de ander zal wat meer begeleiding nodig hebben. Van belang is dat ieder kind uiteindelijk leert waar zijn/haar stroom is; de weg daarnaartoe kan verschillen.

Deze individuele aanpak betekent voor de begeleiders dat zij steeds goed observeren en bereid zijn hun opvattingen en aanpak bij te stellen en onder de loep te nemen. Dat is niet altijd makkelijk dus dat “moet” je wel “willen”….

Posted in: Algemeen.