Artikel over Aventurijn van Ineke Noordhoff
Cijfers krijgt de vijftienjarige Jurriaan de Vos niet op zijn school. ‘Er is wel een rooster,’ zegt hij, ‘maar dat is vooral voor de begeleiders. Dan weten ze wat ze moeten voorbereiden.’ Tussen zijn lange blonde haren trekt hij zijn wenkbrauwen veelvuldig op, vrij naar Stan Laurel en met hetzelfde olijke effect. Jurriaan is een blije tiener; op zijn school mag hij zelf bepalen wat hij doet. Iedere weekdag meldt Jurriaan zich om negen uur voor de ochtendkring op Aventurijn, een particuliere school in Loenen, bij Apeldoorn, waar hij sinds zijn vijfde op zit. Alle 22 leerlingen – tussen vier en zeventien jaar – beginnen hun schooldag hier met een spel, een verhaal of rek- en strekoefeningen. De plannen voor de dag worden doorgesproken en daarna zet Jurriaan zich aan het rooster dat hij zelf heeft samengesteld. Afgelopen halfjaar bevatte dat onder meer natuurkunde, webdesign en Engels. Tijdens die lesuren is Jurriaan serieus bezig met zijn vakken, ‘want dat heb je afgesproken’, zegt hij kalm. ‘Ik ben nu C++ aan het leren, een programmeertaal. Daarvan heb ik een Engels leerprogramma dat ik aan het vertalen ben. Zo leer ik intussen Engels en Nederlands schrijven.’
Tussendoor is er ruim tijd voor andere interesses: lezen, tuinieren, modelvliegtuigjes bouwen. ‘Ik vind het maar gek dat gewone scholen hun leerlingen de hele dag achter een bankje stoppen.’ Maar eigenlijk is Jurriaan wel benieuwd geworden naar zo’n ‘gewone’ school; na de zomer wil hij een week op stage om te ontdekken hoe het er daar aantoe gaat.
Zelf ontdekken is het basisrecept van Aventurijn, de school die Jurriaans moeder, Hannah Beckers, in 2000 heeft opgericht. Volgens haar hebben kinderen een aangeboren leerdrang die in het traditionele onderwijs wordt ondermijnd door een gestandaardiseerd aanbod. ‘Kinderen gaan vanzelf lopen’, legt Beckers uit. ‘Ze vallen, staan weer op en proberen het nog eens.’ Niet omdat hen wordt uitgelegd hoe ze precies moeten lopen omdat ze een bepaalde leeftijd hebben bereikt, meent Beckers, maar gewoon, omdat ze het zelf graag willen. ‘Daaraan zie je dat ieder kind vanuit zichzelf leergierig is.’
Zoals de website (aventurijn.org) uitlegt: ‘Een boekje lezen omdat het moet van de juf over een onderwerp dat je niet interesseert is erg moeilijk; een recept lezen omdat je koekjes wilt bakken, is een grote uitdaging.’ En zo wil Aventurijn voortdurend een rijke leeromgeving bieden die inspeelt op de interesses van de leerlingen.
Beckers – directeur, eigenaar en begeleider van Aventurijn, wiens boek Op avontuur met een vernieuwende school onlangs is uitgegeven door Artimedes – heeft haar lange haren strak naar achteren gebonden, zodat de nieuwsgierige grijsgroene ogen een maximaal blikveld bestrijken. ‘In het Nederlandse onderwijs moeten kinderen zich voegen naar het systeem – en dat werkt dus niet’, vindt Beckers. Vooral klassikale lessen zijn volgens haar niet effectief: ‘Een onderzoek heeft eens aangetoond dat maar zeven procent van wat je overdraagt via verbale communicatie blijft hangen.’
Daarom zijn de leerlingen van Aventurijn vaak te vinden buiten het schoolgebouw. Want als Beckers zegt dat de natuur inspireert tot belangrijke leermomenten, heeft ze het niet over een incidenteel educatief programma in een natuurgebied, maar over klauteren in een boom, of over liggen in een hangmat, luisterend naar het ruisen van de bladeren. Tot er een blad valt en vragen oproept. Waarom valt iets altijd naar beneden? En waarom zijn bladeren eigenlijk groen?
Het schoolgebouw ligt verscholen in het groen. Een geit komt aangemekkerd. Net binnen het hek staan wat oude fietsjes, skelters en een plastic kindertractor. Midden op het schoolplein een zelfgebouwde vuurplaats. De school draait op nauwelijks een halve ton per jaar; het schoolgeld (minimaal 2.660 euro) is de enige bron van inkomsten; Aventurijn wil geen overheidssubsidie. Toch is Aventurijn geen school voor de elite; sommige ouders van leerlingen leven van een uitkering en nemen volgens Beckers ‘genoegen met een lager uitgavenpatroon door bijvoorbeeld in een caravan te wonen’. Aventurijn zelf heeft ook niet veel geld nodig. Er is bijvoorbeeld geen klimrek; klimmen doen leerlingen maar in de bomen – en daarvan zijn er genoeg op deze twee hectare grond. De groenten uit de moestuin vormen de brandstof voor de schooldag.
Binnen liggen lesmateriaal en werkstukken van leerlingen prettig door elkaar heen gedrapeerd. Op een halfronde tafel liggen boeken over de Tweede Wereldoorlog. ‘Hoe kon het dat een man als Hitler zo machtig werd?’, schreef een leerling op een papieren wolk. Voor het lokaal van de kleuters hangt een kapstok vol verkleedkleren. Ook de basisgroep (van zeven tot twaalf jaar) en de middelbaren (vanaf dertien jaar) hebben een eigen lokaal. Een kleuter mag gerust komen luisteren of meedoen, maar niet storen.
Vaak trekken de 22 leerlingen en vier vrijwillige leerkrachten (‘begeleiders’ in het jargon van Aventurijn) samen op, want een kind kan zichzelf juist ontwikkelen door interactie met kinderen die ouder of jonger zijn. ‘Een ouder kind kan een kleintje soms beter geruststellen dan een begeleider’, meent Beckers. ‘Ik zie dat kinderen bij ons graag verantwoordelijkheid voor elkaar nemen. De kinderen groeien samen op, lachen en huilen samen, bedenken idiote vragen en geven elkaar de mogelijkheid om te groeien.’ Het idee dat een kind met louter leeftijdgenoten in een klas moet zitten, bevalt Beckers dan ook helemaal niet: ‘Samen leren is een feest.’ Begeleiders zoeken voortdurend naar kansen om kennis aan te bieden. Tellen kun je ook leren met dennenappels, aërodynamica leer je net zo goed tijdens het bouwen van een modelvliegtuigje. Maar Beckers benadrukt: ‘Een kind dat buiten op een skelter zit, leert ook – maar ándere dingen, en op een andere manier, dan wij volwassenen hebben gedefinieerd.’
Daarom observeren begeleiders veel en proberen zij een omgeving van ‘emotionele veiligheid’ te creëren, waarin leerlingen zichzelf kunnen ontwikkelen. ‘Cognitieve ontwikkeling is maar een deel van het leven’, vindt Beckers. ‘Sociaal-emotionele ontwikkeling is ook heel belangrijk. Een kind dat niet lekker in zijn vel zit, pikt niet veel op.’
Bij Hannah Beckers groeide haar interesse in onderwijs toen ze kinderen kreeg. Ze vond inspiratie in het werk van Rudolf Steiner en Maria Montessori, maar ook in de minder bekende en meer radicale Pestalozzi-school in Ecuador, die Rebeca en Mauricio Wild in 1977 hebben opgericht en waar leerlingen zelf bepalen wat ze leren. Haar eerste kind, Sebastiaan, ging uiteindelijk naar de Vrije School, maar daar liep Beckers tegen een fundamenteel probleem aan. ‘Ook bij de Vrije School wordt ervan uitgegaan dat een kind een vaste ontwikkelingsweg aflegt, terwijl sommige kinderen een andere route nemen. Zo werd Sebastiaan een keer getest en moest hij een huis tekenen. Zijn vader is architect en wij woonden in een huis met een lessenaarsdak, dat hij in doorsnee tekende. Omdat hij geen traditioneel puntdak tekende, moest hij nog maar een jaartje kleuteren.’
Daarop kochten Beckers en haar man, Michael de Vos, een vervallen schooltje in Loenen en zo begon dit experiment in avontuurlijk leren. Het was ook het begin van een langdurige strijd met de Onderwijsinspectie; ze ontdoken immers de leerplicht voor hun eigen kinderen. De rechter kwam eraan te pas om in 2001 Aventurijn het predikaat ‘school’ te geven. Inmiddels heeft ook de Onderwijsinspectie de basisschool goedgekeurd. Beckers: ‘We verantwoorden achteraf wat de kinderen leren, en dat heeft de inspectie geaccepteerd. Ze hebben er zelfs waardering voor.’
Aventurijn is wel geschikt voor de meeste kinderen, meent Beckers, maar niet voor alle ouders. ‘De knop moet echt behoorlijk om’, zoals ze zelf zegt. ‘Wij bieden onze leerlingen alle ruimte en tijd om te leren, zonder daar een oordeel over te hebben. Als ouders thuis gaan kijken of hun kind “al kan lezen”, zetten ze er druk op; het kind doet uiteindelijk toch wat ouders graag willen. Dat geeft wrijving, want bij ons gaat het om het vertrouwen dat het kind zelf verantwoordelijkheid gaat nemen.’
Dat geldt ook voor de ruzies die de harmonie op Aventurijn wel eens verstoren. ‘Laatst vlogen twee kleuters elkaar in de haren’, vertelt Beckers. ‘Ik ging er tussenin zitten, liet ze huilen en om de beurt vertellen wat er aan de hand is. Als je zoiets doet zonder te oordelen, komt de oplossing vaak vanzelf.’ Ofwel: je hoeft kinderen niet te vertellen wat ze moeten doen, ze weten het zelf.
Inmiddels zijn vier leerlingen van Aventurijn doorgestroomd van de middelbare school naar het mbo, hbo of een baan. Leerlingen kunnen ervoor kiezen staatsexamen te doen en dan helpen de begeleiders hen bij de voorbereiding, maar Beckers ziet ze vaak afhaken, omdat ze ‘zoveel onnutte, saaie dingen’ moeten leren. Soms staat een opleiding de leerlingen van Aventurijn toe een toelatingsexamen te doen, en soms is een telefoontje van Beckers naar een opleiding voldoende voor een toelating. Pepijn Goorden, negentien
jaar, verliet Aventurijn twee jaar geleden. Hij was er terechtgekomen op zijn tiende, nadat hij was vastgelopen op een traditionele basisschool. ‘Ik heb eerst twee jaar buiten gespeeld’, herinnert Pepijn zich. Sommige vrienden vonden het onzin. Je leert niets op die nieuwe school, zeiden ze tegen hem. Maar na twee jaar begon Pepijn in te tekenen op de aangeboden lessen op Aventurijn. Pepijn: ‘Ik weet dat ik iets goeds heb gedaan. Voor mij werkte het uitstekend. Je leert zelf nadenken over wat je wilt en wanneer je dat wilt.’
Voor zijn eindcertificaat maakte Pepijn een maatschappijkritische cabaretvoorstelling. Het maakte diepe indruk op de toeschouwers, maar als toelatingspapiertje voor een hbo-opleiding is het ongeldig. Pepijn: ‘Ik had toelatingsexamen kunnen doen voor de kunstacademie, maar daar vond ik mezelf te jong voor.’ Hij ging werken bij een fotograaf en nu, twee jaar later, begint Pepijn voor zichzelf als fotograaf. De jongen die een hekel had aan leren zegt nu: ‘Ik ben nu twee jaar van school af, maar het leren is niet opgehouden.’
Intussen weet Jurriaan de Vos nog niet welk beroep hij later wil uitoefenen. Hij heeft net een week meegebouwd aan een Romeinse muur bij het Archeon, het themapark over Nederlandse geschiedenis. ‘De bouwmeester was erg onder de indruk van wat ik wist en kon. Hij bood me zelfs een baan aan.’ Maar Jurriaan heeft niet toegehapt. ‘Er zijn veel dingen die ik leuk vind en die ik goed kan’, zegt hij zelfverzekerd.
Vol vertrouwen blikt hij de wereld in. Programmeren heeft nu zijn belangstelling, maar zijn door de zon gekleurde huid verraadt dat hij ook graag buiten is. ‘Computerspelletjes doe ik wel eens,’ legt Jurriaan uit, ‘maar niet zo vaak. Ik maak ze liever zelf.’
Ineke Noordhoff schreef over het alternatieve handelsnetwerk Qoin.com in de uitgave van december 2007.